De man die in de tuin sliep

Eerlijk gezegd begreep ik niet wat me had bezield. Waarom was ik hier in hemelsnaam aan begonnen? Was ik gek geworden? Was het weer zo’n rare droom geweest? De nachten waren voor mij vaak nerveuze kwellingen, waarin het soms leek of de dekens me wilden wurgen. Af en toe sliep ik, maar veel vaker lag ik wakker. Als er niets was om over te piekeren, dan bedacht mijn hoofd wel iets. Misschien was dit ook wel zo’n ingeving van mijn eigen onderbewustzijn geweest.


Het was in elk geval tijdens zo’n nacht dat ik eraan begon. Plotseling, alsof het me werd opgedragen. De ontregelende stilte en het licht van de maan, dwongen me die nacht mijn bed uit. De heimelijke vlucht naar buiten leek op een slaapwandeling – een waarvan ik me klaarblijkelijk bewust was, en ook een die me in het ongewisse liet over de bestemming ervan. In het kille, heldere maanlicht begon ik te graven. In mijn eigen achtertuin. Dieper en dieper, nacht na nacht.


Tot ik op een dag vond dat het af was. Een diep gat, waarin een touwladder me vier meter naar beneden, naar een stille, ondergrondse ruimte leidde. Binnen stonden een tafel met een flikkerend olielampje, een stoel, een kastje met wat boeken, en een veldbed – voor het geval ik hier wel aan slapen toe zou komen. De rust die me hier omarmde, vond ik nergens. Elke dag, zodra mijn vrouw naar haar werk was vertrokken, trok ik me hier terug om te ontsnappen aan alle prikkels. Naarmate de tijd verstreek, begon het zelfs een beetje op geluk te lijken.


Vanmorgen, toen ik de ladder afdaalde, deed een zacht gesnurk me verstijven. Op het bed lag een onbekende man, keurig in pak, diep en vredig te slapen. Naast het bed stond een bruine aktetas op de grond. De man schrok wakker van mijn aanwezigheid en mompelde verward: “Verdorie! Hoe laat is het?”, terwijl de koude ochtendlucht zijn adem tot een klein wolkje omtoverde.
“Halfacht, denk ik, ongeveer… Maar, wat doet u hier?” stamelde ik.
“Nou, waar lijkt het op? Slapen natuurlijk! Maar ik moet naar mijn werk, is het echt al zo laat?”
“Eh… ja, halfacht,” antwoordde ik, mijn telefoon omhooghoudend ter bevestiging. “Maar waarom slaapt u hier? Heeft u geen eigen bed?”
“Nee, natuurlijk niet! Dan zou ik hier toch niet liggen?” zei de man haastig, terwijl hij zijn pak gladstreek, zijn tas pakte en via de ladder de tuin in vluchtte.

Buiten waren de eerste regendruppels hoorbaar. Het werd een sombere dag.

J. Meirik

Ochtendroutine

Wakker worden vind ik doorgaans niet moeilijk. Tenminste, zolang de dagelijkse routine niet wordt verstoord. En, hoe eenvoudig dat ook lijkt, soms lukt het gewoon niet. Al doe je nog zo je best.

Nog maar half wakker, roerde ik een flinke hand blauwe bessen door mijn kwark. Terwijl het koffiezetapparaat zachtjes pruttelde, liep ik met mijn kommetje in de hand naar de woonkamer om rustig te gaan ontbijten. Gewoon, zoals altijd. Onderweg naar de eettafel, werd ik afgeleid. Door het raam zag ik een vreemd tafereel —of lag het aan mijn nog slaperige ogen? Het was donker, maar de lange, witte nachtjapon van de buurvrouw viel —licht wapperend in de kille ochtendbries— direct op. Ze balanceerde op de schutting in onze achtertuin, zoals een koorddanseres hoog boven de grond. Ik bleef staan, droomde ik nog? Langzaam nam ik een hap van mijn ontbijt. De buurvrouw glimlachte en zwaaide met een vreemde vanzelfsprekendheid naar me. Ongemakkelijk lachte ik terug terwijl de zoetzure smaak van kwark met blauwe bessen mijn mond vulde.

‘Buurvrouw?’, begroet ik haar verbaasd nadat ik na enige aarzeling de tuin ben ingeslopen.
‘Dag buurman’, antwoordt ze rustig, alsof er niets vreemds aan de hand is. ‘Wat bent u al vroeg op. Is er iets aan de hand?’
‘Nou, ik vraag me eigenlijk af wat u aan het doen bent. Dit lijkt me niet bepaald veilig.’
Ze zucht, en kijkt me hoofdschuddend aan. ‘U gaat me toch niet vertellen dat u hier nu ook al problemen mee heeft hè? We leven in een vrij land hoor buurman.’
‘Dat klopt, buurvrouw. Daar heeft u gelijk in, maar dadelijk valt u nog naar beneden. Kijkt u toch uit voordat u zich bezeerd!’
Haar gezicht betrekt. ‘Nu waarschuw ik u voor de laatste keer! Bemoeit u zich toch eens niet overal mee, buurman. Ik ben het nu echt zat hoor!’, briest ze.
Verbaasd door haar verwijt, besluit ik toch nog een poging te wagen. ‘Maar buurvrouw, komt u toch naar beneden. Dat praat wat makkelijker. En eerlijk gezegd heb ik geen idee waar u het over heeft.’
Net op het moment dat ze bijna haar evenwicht lijkt te verliezen, springt ze soepel op het aangrenzende golfplaten dak van de schuur. Ze kijkt me vinnig aan. ‘Nou, denkt u daar maar eens goed over na, buurman!’ En zonder verdere uitleg verdwijnt ze via het schuurdak de duisternis in.

Ietwat beduusd blijf ik achter in het vroege donker. Mijn hart klopt in mijn keel terwijl ik probeer te begrijpen wat ik zojuist heb gezien. Alles voelt stil, op het zachte geritsel van de bladeren na. Dan hoor ik achter me het piepen van een raam dat opengedaan wordt. Het geluid verstoort zowel de stilte als mijn gedachten. Alsof ik zojuist op heterdaad betrapt ben, draai ik me langzaam om.
‘Schat, ben jij dat? Met wie praat je? Wat doe je in de tuin?’, vraagt mijn vrouw, slaperig en half uit het slaapkamerraam hangend. ‘Het is midden in de nacht!’
In mijn hoofd herhaal ik haar vragen. Mijn blik dwaalt terug naar de schutting. Zonder antwoord te geven besluit ik dat mijn ontbijt nog maar even moet wachten.

J. Meirik

Geplaatst op WebTales op 31 januari 2025 11:20